Praten we vandaag nog steeds over onderhoud, of gaan we veel verder dan het CMMS?

Praten we vandaag nog steeds over onderhoud, of gaan we veel verder dan het CMMS?

CARL Berger-Levrault : softwareoplossingen die helpen bij het nemen van beslissingen.

Interview met M. Laurent Truscello, verantwoordelijke producten en innovatie bij CARL Berger-Levrault.

Wie bent u?

 

Laurent Truscello: ik ben Laurent Truscello, verantwoordelijke producten en innovatie bij CARL Berger-Levrault. Alle bedrijfssectoren zijn begonnen met het instrumenteren en volgen van hun activa in de software zoals deze wordt voorgesteld. Twee jaar geleden hebben wij ons aangesloten bij een grotere groep, vooral met het oog op de ondersteuning van onze internationale ontwikkeling.

Praten we vandaag nog steeds over onderhoud, of gaan we veel verder dan het CMMS?

 

Laurent Truscello: het is een beetje old school om vandaag te praten over het CMMS – onderhoudsbeheer ondersteund door een computer– of het EAM; soms wordt er gesproeken of Asset Management (beheer van activa in de brede zin van het woord). Er zijn verschillende termen die uiteindelijk een omschrijving bieden voor de traceerbaarheid, de kennis van deze assets en de manier waarop ze zullen worden geoptimaliseerd binnen het proces. Zoals ik al aan het begin vertelde, zijn de ondernemingen al meer dan dertig jaar bezig met de uitbreiding van hun assets: eerst waren het de grootste die zich de nodige assets verschaften voor de controle van hun eigendom, daarna volgden ook de kleinere. Hierdoor konden ze hun productie maximaliseren.

Om te antwoorden op de vraag of we nog steeds praten over het CMMS? Vandaag gaan we praten over het CMMS 4.0 om de tendens van de industrie 4.0 te volgen. We zullen het misschien meer algemeen hebben over een digitaal platform van assets. We zullen starten met de integratie van een geheel van andere principes. Wat er zal veranderen, is dat het fundamentele beheer nodig blijft en dat het grafisch gewenst is in deze technologieën – het web, de mobiliteit. Er zijn dus zaken die toch geëvolueerd zijn onder de benaming “onderhoudsbeheer“. Dit wil zeggen dat we de informatie naar de technici op het terrein brengen en dat we in ruil daarvoor, deze informatie vanzelfsprekend gaan delen via de mobiliteit of andere technologieën.

Maar waar ik zeg dat de factor in de loop der jaren is geëvolueerd, is dat vanuit twee gezichtspunten. Het eerste is dat van het beheer; dat kennen we en we hebben het er al over gehad. Het tweede gaat eerder over alles wat betrekking heeft op de digitale voorstelling van de assets. Met andere woorden, net zoals de onderdelen die wij vervaardigen in 3D worden voorgesteld, worden ook de assets in de productieketen door de fabrikanten gemodelleerd<; En het idee is om niet alleen het inzicht in en de traceerbaarheid van de activiteit die op deze assets wordt uitgevoerd, te verkrijgen – de kennis en de activiteit ervan – maar ook te begrijpen waar die activiteit op deze asset plaatsvindt. Op die manier kunnen we de steeds complexer wordende assets, waarop de onderhoudsinterventie moet gebeuren, beter begrijpen. We hebben deze afsluiter, deze transportwagen, deze motor, deze robot nodig – omdat we veel assets van deze aard hebben in de bedrijfssectoren waarover we het net hadden. Naarmate de assets steeds complexer worden, hebben we dus ook nood aan een representatie die ons kan helpen om ze beter te begrijpen en ook te begrijpen waar de defecten optreden om beter te kunnen reageren.

U praat over de beheersing van de processen in de cosmetische farmaceutica. U hebt meteen geantwoord met “kennis van de assets”. Een proces kan niet worden beheerst zonder asset, zonder gedetailleerde kennis van wat de asset kan produceren?

 

Laurent Truscello: een apparaat kan doorgaans meerdere zaken produceren. We hebben de grondstof die aan het begin van het proces wordt gebruikt en die zal worden getransformeerd. U hebt de middelen. En op dat ogenblik zijn er twee belangrijke middelen. In de eerste plaats de menselijke middelen, de personen die aanwezig zijn om te controleren, van gegevens te voorzien. Daarnaast zijn er de assets die zullen werken bij  de productie, verpakking, controle en wat nog meer. En dus, tenzij u bijvoorbeeld in een naaibedrijf zit, en zelfs dan nog zou er apparatuur zijn, is het vandaag duidelijk dat het hier gaat om een belangrijk element van het proces, dat nu niet steeds meer communiceert. Het gaat niet meer gewoon over een statisch element dat iets produceert, maar een element dat gaat praten, dat veel gaat uitwisselen met zijn mens- of machineomgeving.

Kan er een misverstand optreden met betrekking tot de gegevens, of zelfs een concurrentiestrijd over wie beslist, wie interpreteert? U sprak eerder over een geïnstrumenteerde afsluiter, of het kan ook een debietmeter zijn, die zelf hun eigen gegevens produceren. U voegt dus een extra laag toe en gebruikt dan die gegevens? Hoe gebeurt dat? Wie heeft uiteindelijk de waarheid in pacht, wie beslist?

 

Laurent Truscello: in elk geval zal de persoon die beslist, nog steeds iemand zijn die een menselijke beslissing neemt. Dat wil zeggen dat het in ieder geval gaat om de onderhoudsprognose die iemand zal wijzen op informatie of op een handeling die hij moet uitvoeren. Dit kan een controle of verificatie zijn, want ook wij kunnen onder toezicht staan. We gaan, vooral in het begin, toch controleren of hetgeen wordt voorgesteld, wel coherent is. En we zijn werkelijk zeer trouw aan dit principe van alertheid.

Naast hetgeen al bestaat, maar wat kan worden geautomatiseerd, zijn automatische correctielussen voor metingen. Met andere woorden, wanneer wij informatie hebben opgehaald, zonder het te hebben over de complexiteit van de samenstelling van deze informatie – nog maar alleen de ruwe gegevens – hebben wij, op het ogenblik dat een detector of sensor begint te haperen, onze eigen filteralgoritmen die zullen detecteren dat de sensor zelf afdwaalt en dat foutieve informatie van die sensor afkomstig is. n zo hebt u de vinger gelegd op een essentieel element, dat het vertrouwen in de gegevens een belangrijk element is. Daarom hebben we dus systemen nodig die in staat zijn zich gedeeltelijk zelf te controleren. En dan is er ook nog het blindelingse vertrouwen in het systeem. Het doel is het analyseren van zwakke signalen en het begrijpen van soms complexe systemen om te helpen in bepaalde situaties. We hebben het niet over de totale instrumentatie van een lijn die wordt gestuurd door onderhoud, ondersteund door artificiële intelligentie. Vandaag hebben we het over geïsoleerde projecten van kritieke machines of een geheel van kritieke systemen om een extreem doelgerichte productiviteit te verbeteren met zeer nauwkeurige verwachte resultaten.

Dat is dus ook het gegeven waar het gaat over uw grondstoffen?

 

Laurent Truscello: Absoluut. En deze gegevens worden gevoed door het grafische aspect waarover ik het had, het aspect beheer, en natuurlijk nieuwe gegevens die massaal binnenkomen: hetzij via de tools van SCADA, van toezicht dat al aanwezig is, hetzij dankzij de huidige democratisering van de aangesloten objecten. We hebben de informatie net aangevuld dankzij deze objecten, die al steeds meer in de machines zelf zijn geïntegreerd, en waar nog andere worden toegevoegd in specifieke contexten. Want zelfs al zijn de machines steeds meer voorzien van elementen voor metingen, worden deze machines vanzelfsprekend geïntegreerd in een complexer systeem. Wanneer we in de farmaceutica of cosmetica werken, gaat het hier over een geheel van apparaten die samen een afgewerkt product zullen produceren of realiseren. Bijgevolg is het mogelijk dat we in die context de instrumentatie nog verder moeten aanvullen. Het is dus dit geheel van aanvullende en bestaande gegevens dat deze zeer reële visie van de apparatuur zal opleveren voor analysedoeleinden.

En daar waar we beginnen over te hellen naar wat we de 4.0 kunnen noemen, is het echt deze capaciteit om metingen te verzamelen – daar kunnen we al mee beginnen – maar is het [deze capaciteit] om ze te analyseren ten opzichte van de geschiedenis en het begrip van de huidige assets, om werkingsmodellen voor te stellen terwijl zwakke signalen worden gedetecteerd, om zo prognoses voor het onderhoud voor te stellen. D.w.z. niet alleen en zuivere technische acties, maar soms kan het ook een aanpassing zijn om toenemende slijtage, een fenomeen van oververhitting, te voorkomen, want dan zal leiden tot het geheel of gedeeltelijk niet beschikbaar zijn van het proces.

Laten we het even concreet bekijken. U hebt nu klanten in de farmaceutica en cosmetica. Wat verwachten zij van u? Wat hebt u voor hen ontwikkeld? Wat gebruiken ze bij u?

 

Laurent Truscello: Wat ze nu al gebruiken, en ze hebben het zich zeer snel meester gemaakt, is wat we CMMS 2.0 of 3.0 noemen, d.w.z. dat ze reeds beschikken over de traceerbaarheid, de gegevens en een geschiedenis van hun assets. Dit is wat wij algemeen zullen terugvinden, al zeker voor alle betrokken bedrijven van een bepaalde grootte, hoewel er nog steeds bedrijven zijn die Excelbestanden hebben die ze beginnen te centraliseren, of die informatie beginnen te delen wanneer ze verschillende vestigingen hebben. Laten we dus zeggen dat het over de vrij klassieke zaken gaat, de elektronische handtekening, de traceerbaarheid van informatie.

Zoals gezegd stelt u mij de vraag: maken de apparaten deel uit van het proces? Wel, apparaten maken inderdaad deel uit van het proces omdat als ze in het bijzonder certificaatcontroles krijgen – er zijn er met name in de farmaceutica – worden de apparaten en de processen die gerelateerd zijn met de processen, op dezelfde manier als het productieproces worden gecontroleerd. Er moet worden gegarandeerd wie op welk moment heeft gewerkt, aan welk product, met betrekking tot welk lot. Dit principe is dus duidelijk belangrijke. Vandaag is er een tendens, die toch progressief blijft, om in de richting te gaan van technologieën rond de aangesloten objecten, maar dit is een tendens die progressief verloopt. En we horen er veel over praten, maar tussen erover horen praten en…

Wat is dat concreet?

 

Laurent Truscello: Concreet zal dit gaan om het instrumenteren van delen van lijnen of van het proces – omdat we hebben geoordeeld dat deze specifieke assets kritiek waren – en het controleren ervan om de zwakke signalen vast te stellen. Het doel van deze strategieën is tweeledig. Het gaat over de verbetering van de assets door preventief onderhoud te verminderen. Als u dat wenst, is het vrij eenvoudig op een complex systeem om te voorkomen dat het uitvalt. Het volstaat gewoon om er elke dag, elk uur, elke minuut naar te kijken en er voortdurend naar te handelen. U gaat bijgevolg uw rondes, de smering en het onderhoud maximaliseren. Het gaat dus allemaal om het principe van evenwicht. Als u dus op zoek bent naar de optimalisatie van kosten en kwaliteit, gaan we in de richting van dit type technologieën.

Maar zoals ik al zei, hebben we eerder enkele projecten die gestuurde projecten zijn. Hier gaan we onze richten op zeer specifieke en precieze zaken om te optimaliseren waarover ik het net had. De farmaceutica- en cosmeticasector zijn immers geavanceerde industrieën en beschikken dus reeds over tools voor het beheer en de supervisie. We zullen dus vaak gebruik maken van wat er al bestaat en dat verbeteren om een nieuwe kaap te overwinnen om over te schakelen van een curatief onderhoud naar een preventief of geprogrammeerd onderhoud, geholpen – ik ga het zo noemen – door artificiële intelligentie; omdat wij deze willen optimaliseren, heel nauwkeurig willen zijn en we op dat ogenblik bepaalde technologieën moeten kunnen gebruiken.

Dat is nog niet te vaak het geval, maar ik denk vaak aan de toekomst, ook op het vlak van energiebesparing. In de bouw bijvoorbeeld in andere activiteitensectoren, voelen we dat er een wil is, omdat er een grote uitdaging is op het vlak van energie. Maar ik ben ervan overtuigd dat wij dit probleem, of deze wil om het energieverbruik op assets, moeten aanpakken.

Zijn er specifieke kenmerken die eigen zijn aan de farmaceutische en cosmetische sector?

 

Laurent Truscello: Ten opzichte van andere bedrijfssectoren, gaat het om deze extreem sterke wens van traceerbaarheid. Dit is echt bijzonder belangrijk om het bijhouden van deze geschiedenis te garanderen. En dit betekent dus ook dat, als elementen morgen worden aangestuurd door de computer, dit principe van garanderen van wat er is gebeurd en hoe het is gebeurd, een element is dat misschien sterker en overheersender is dan in andere bedrijfssectoren – op de apparatuur zelf…  Nee, want “clean rooms” kunnen worden gevonden in andere bedrijfssectoren. Ik zou zeggen dat dit hele “uitrustingsaspect” ook in andere bedrijfssectoren kan worden aangetroffen, het is niets specifieks. Wat ik echt zou opmerken, is dit principe van traceerbaarheid, maar ook de veiligheid. En dus, op dit punt, is dit begrip van kwaliteit, controle en veiligheid natuurlijk van cruciaal belang.

Traceerbaarheid, veiligheid, gaan we door tot de aansprakelijkheid?

 

Laurent Truscello: Dit werpt vragen op. Inderdaad, als het algoritme zelf de assets aanstuurt. Deze kaap hebben we tot op heden nog niet overwonnen. Het algoritme stelt iets voor aan de technische teams en helpt hen een beter inzicht te vormen. Maar we houden ons niet bezig met algoritmen die automatisch reageren op de actuators van de assets. Dit kan momenteel al een obstakel vormen en dit type reacties onmiddellijk voorkomen.

Aan welke snelheid dit zal evolueren? Dat is moeilijk te zeggen, vooral als we in de richting gaan van complete en nieuw verbonden systemen. Zolang we te maken hebben met een zeer specifieke problematiek… Maar wij hebben er, in elk geval op dit ogenblik, voor gekozen om bijstand te verlenen, maar  niet om actie te ondernemen. Dit betekent dat het niet het algoritme is dat inwerkt op het systeem. Het algoritme informeert, geeft stof tot nadenken. Het kan ook zaken voorstellen, dat is het doel. Maar aan de andere kant, voert het geen actie uit.

En wat nu?

Laurent Truscello: Ik denk dat er misschien een nieuwe element is dat in overweging moet worden genomen. Vandaag houden we ons bezig met de verwerving van gegevens, de verwerking ervan en het maken van voorstellen. Ik kom hier niet meer op terug. Wat er misschien zal evolueren, zal gebeuren met de eerste mobiele applicaties. Wij zijn gestart met het dichterbij brengen van deze informatie naar het werkterrein en het uitrusten van onze technici, de agenten op he terrein, met instrumenten. Het ligt voor de hand dat er met deze nieuwe benaderingen, ook nieuwe technologieën zullen volgen die ook hulp zullen bieden aan de agenten op het terrein, in real time, al is het nog maar alleen voor hun veiligheid. Dat kan misschien Augmented Reality zijn die helpt bij bepaalde complexe opdrachten. Dit kan in real time worden gecommuniceerd zodat de technicus, wanneer hij voor een installatie staat, en kan zien of deze van stroom wordt voorzien. Wij kunnen zien of er in bepaalde netwerken nog een restbelasting is en wij kunnen hem zeggen “Pas op, de klep”. Soms hebben we bij complexe systemen kleppen in de buurt. Dan wordt de waarschuwing “Pas op, het is niet klep A, het is klep B die moet worden gedraaid”. En we zullen in staat zijn om hem echte hulpmiddelen te geven voor complexe missies.

Daarom denk ik dat het aanbrengen van deze begrippen van digitale tweelingen, van gegevens op het terrein, en niet alleen met curven of dit soort zaken, maar ook in overlapping met de werkelijkheid of in een situatie voor de apparatuur, de uitdaging van morgen zal zijn om de apparatuur steeds verfijnder wordt. Hoe brengen we deze technologie en deze informatie naar de agenten op het terrein? Dit is een voorbeeld van de onderwerpen die CARL BergerLevrault vaak bezigheid, met name met betrekking tot wat wij “Augmented maintenance” noemen. Hoe kunnen we technologieën vinden om deze informatie dichter bij de agenten te brengen?

Journaliste: Nicolas Gosse